• Foto1
  • Foto10
  • Foto11
  • Foto12
  • Foto13
  • Foto14
  • Foto15
  • Foto16
  • Foto17
  • Foto18
  • Foto2
  • Foto3
  • Foto4
  • Foto5
  • Foto6
  • Foto7
  • Foto8
  • Foto9
Veiligheidszorgbeleid Stadsmuseum Vollenhove (2023)
 
Het Stadsmuseum Vollenhove inventariseert jaarlijks in het voorjaar, voor de seizoensopening, de belangrijkste risico’s voor vrijwilligers en collectie. Op basis daarvan worden preventieve en correctieve maatregelen vastgesteld.
De resultaten zijn vastgelegd in een calamiteitenplan. Verder gelden de regels en instructies voor collectiebehoud, vastgelegd in het collectieplan.
 
Omdat het museum geen personeel heeft, is het aanwijzen van bedrijfshulpverleners niet relevant. Gedurende openingstijden zijn er één of twee vrijwilligers aanwezig (streven is twee), het aantal bezoekers tegelijkertijd is beperkt (doorgaans niet meer dan 10) en de risico’s te overzien. Bij geplande aanwezigheid van meer bezoekers, zoals bij lezingen en de kerstperiode, wordt 1 ‘BHV-er’ toegevoegd  uit de pool, samengesteld uit vrijwilligers met een opleiding op het gebied van EHBO, reanimatie of uit de zorg.
Bezoekers met een beperking, waarbij het risico op een calamiteit wat groter is, worden doorgaans adequaat begeleid door iemand die de risico’s kent.
Vrijwilligers kennen het calamiteitenplan en zullen daarnaar handelen. Bij de meeste calamiteiten zal dat betekenen dat er hulp wordt ingeroepen via 112.
Bij sommige calamiteiten kan er hulp uit de directe omgeving van andere, niet-dienstdoende vrijwilligers worden verkregen.
 
Collectiehulpverlening bestaat in de meeste gevallen uit niets doen, dat wil zeggen het Stadsmuseum afsluiten en het incident melden. Personen zijn belangrijker dan objecten, ook al zijn beide onvervangbaar. In het geval van calamiteiten kan het bestuur besluiten tot ontruiming van een deel van de collectie over te gaan. Hiervoor is een handleiding gemaakt (ontruimingsinstructie collectie), uit te voeren door (of namens) de curatoren, met een lijst van de te ontruimen objecten (samengesteld op basis van criteria zoals waarde en vervangbaarheid). Training / oefening (alleen ‘droog’) in te plannen jaarlijks begin november.
Noodmaterialen en hulpmiddelen: noppenfolie, vellen polyethyleen, katoenen handschoenen, kartonnen dozen aanwezig in depot; overige materialen in klusruimte. Bij ontruiming: dekens en verhuisdozen d.t.v. de transporteur (VVAD) die de ingepakte objecten naar zijn opslaglocatie brengt.
 
Het ontruimingsplan is een belangrijk onderdeel van het handboek voor de dienstdoende vrijwilligers, die geacht worden daar feilloos mee om te kunnen gaan. Het blijft echter een feit dat niet iedere vrijwilliger onder grote druk onder onverwachte situaties de beste prestatie op dit gebied kan geven. De meeste vrijwilligers zijn op leeftijd en niet geselecteerd op stressbestendigheid. Desondanks is vanwege de eenvoudige indeling van het gebouw, de goed functionerende (gecontroleerde) aanduidingen van de nooduitgangen en de ligging in de omgeving de kans op een geslaagde ontruiming groot. Men staat binnen een minuut op straat.
Het ontruimingsplan is weliswaar niet door de brandweer gecontroleerd of goedgekeurd, maar wel samengesteld in overleg met ex-leden van de vrijwillige brandweer. NB: het gebouw is een voormalige brandweerkazerne.
 
Het belangrijkste organisatiekritische risico is het verdwijnen van het geld van de spaarrekening. Dat kan bewust door één van diegenen, die gemachtigd zijn voor toegang en overschrijven – of onbewust door cybercriminelen die zich toegang weten te verschaffen tot die spaarrekening. Het risico op bewust handelen is klein door de persoonlijke contacten. Het risico op cybercriminaliteit wordt beperkt door persoonlijke zorgvuldigheid, volgen van de instructies van de bank en preventieve maatregelen van de bank.
Plotseling wegvallen van iemand met een kritische functie wordt opgevangen met een adequate beschrijving van kernprocessen zoals boekhouding, donateursadministratie, adressenbestanden en incassomachtigingen; en het ict-beheer. Gestreefd wordt kennis van dit soort processen te delen met tenminste één andere vrijwilliger.
 
Informatiebeveiliging valt onder ICT-beheer (algemeen), collectiebeheer (collectiebeheersysteem), en secretariaat (AVG). Fysieke beschikbaarheid wordt geborgd door een systeem van automatische externe backups en spreiding over locaties (hosting providers, eigen server, NAS en opslag bij systeembeheerder thuis).
 
De overige risico’s worden behandeld in het calamiteitenplan.
 
Incidenten worden geregistreerd in DICE voor zover het voor kennisdeling binnen dat systeem relevante (grotere) incidenten betreft. Het museum heeft 2 accounts binnen dat systeem. Alle grotere en kleinere incidenten worden geschreven in het logboek dat op de balie ligt. Elke dienstdoende vrijwilliger neemt bij aanvang dienst kennis van de laatste incidenten en de genomen actie. De functionaris verantwoordelijk voor opvolging reageert doorgaans binnen een week en schrijft oplossing of aanpak bij de melding. Dan wordt ook beslist of het een incident is dat in DICE wordt geregistreerd.
 
Alleen werken in het museum is toegestaan, onder de voorwaarden van de Rijksoverheid op dit gebied. In het museum kan aan die voorwaarden voldaan worden.
Het is niet toegestaan om als vrijwilliger, in je eentje, in het museum klussen te gaan doen waarbij met elektrische apparaten of aan de elektrische installatie (tenzij laagspanning) gewerkt wordt. Ook is het niet toegestaan om alleen werkend klussen te doen waarbij men op trappen en/of ladders moet klimmen/staan om de noodzakelijke hoogte te kunnen bereiken.
 
Het bestuur ziet er op toe dat de bepalingen uit het veiligheidszorgbeleid worden nageleefd.
Dit wordt bereikt door extra aandacht voor de verschillende onderdelen op bijeenkomsten van vrijwilligers in het voorjaar (voor seizoensopening) en najaar (tussen seizoensafsluiting en opening in de kerstperiode). Daarbij komt tenminste uitvoering van ontruiming aan de orde.
Verder wordt elke maand in de openingsperiode een checklist afgewerkt door twee dienstdoende vrijwilligers met aandacht voor ongedierte, stof, vocht, schimmel, verlichting en beveiligingscamera’s en sensoren.
 
Gerelateerde documenten: calamiteitenplan, ontruimingsplan, instructie “alleen werken”, collectieplan (hoofdstuk collectiebehoud), ontruimingsinstructie collectie, checklist behoud collectie.
 
 
Vs 17-11-2023
  
 
Calamiteitenplan Stadsmuseum Vollenhove
 
In dit plan, dat jaarlijks wordt geactualiseerd en doorgenomen met de vrijwilligers, worden de preventieve en correctieve maatregelen beschreven om de veiligheid en continuïteit te borgen voor zowel mensen (bezoekers en vrijwilligers) als gebouw en collectie.
In het beleidsplan is m.b.t. calamiteitenpreventie opgenomen dat inbraakalarmsysteem, brandalarmsysteem en de brandblusmiddelen jaarlijks extern (leverancier) worden gecontroleerd en onderhouden. Dat geldt ook voor warmtepompinstallatie, ventilatiesysteem en CV-installatie.
 
Risico’s: kans op calamiteiten vs schade
 
Vuur – kleine kans, veel schade
Water – kleine kans, matige schade
Stroomvoorziening - kleine kans, geen schade
Gas – zeer kleine kans, matige schade
Ongeval – kleine kans, kleine schade
Diefstal – matige kans, matige schade
Beroving – kleine kans, matige schade
Beschadiging – mechanisch, vocht/schimmel, ongedierte: kleine kans, matige schade
Computercrash – kleine kans, kleine schade
 
Vuur
 
Preventief:
Er wordt geen open vuur gebruikt. Risico’s liggen in brand door elektrische apparaten in de keuken, laagspanningsvoedingen voor de verlichting en warme lampen.
Het risico van brand in de keuken wordt laag gehouden door incidenteel gebruik van magnetron e.d., en alleen onder toezicht.
Bij veranderingen in de tentoonstelling cq verlichting wordt gelet op de afstand van lampen en objecten. Alle verlichting en laagspanningsomvormers wordt uitgeschakeld als onderdeel van de vaste procedure bij het verlaten van het gebouw.
Het gebouw is voorzien van een voldoende aantal branddetectoren en manuele brandmelders, aangesloten op een deugdelijk en regelmatig extern gecontroleerd en onderhouden brandmeldsysteem met doormelding naar een permanent bemande alarmcentrale.
Belangrijk is dat de nooduitgangen vrij zijn, ook buiten (geen geparkeerde auto’s aan de achterkant, geen verkeerd geparkeerde fietsen langs de schuifdeur aan de zijkant).
De ontruimingsverlichting wordt jaarlijks extern gecontroleerd.
 
Correctief:
Bij een beginnende brand kan door aanwezige vrijwilligers worden geblust met water (slanghaspel, zowel begane grond – entree - als verdieping) of poeder (poederblusser in de keuken op de begane grond, en op de overloop boven). Als de brand een elektrische oorzaak heeft, moet allereerst op het bedienpaneel achter de balie alle stroom uitgeschakeld worden.
Is niemand aanwezig, worden via het inbraakmeldsysteem enkele vrijwilligers thuis gewaarschuwd. Zij nemen verder actie.
Aanwezige bezoekers verlaten het pand via de aangegeven (nood)uitgangen, daartoe aangezet door de dienstdoende vrijwilligers (zie ontruimingsplan).
De brandweer kan worden gewaarschuwd door 112 te bellen, het door te geven adres is Bisschopstraat 36 in Vollenhove.
De belangrijkste onderdelen van de collectie, die mogelijk voor verbranding, roet- of waterschade kunnen worden behoed, zijn de schilderijen in het kabinet Geestelijkheid, in Stad&Streek en de prenten aan de wand in Visserij. Zie hiervoor ook de ‘ontruimingsinstructie collectie’.
De blusmiddelen worden jaarlijks door een externe deskundige geïnspecteerd en zo nodig aangepast.
 
Water
 
Preventief:
Het dak en de goten worden jaarlijks geïnspecteerd om lekkage te voorkomen of tijdig te ontdekken. De vloer ligt zodanig hoger dan de omliggende straten, dat de kans op instromend water klein is.
Apparatuur wordt aangesloten op de waterleiding via een kraan en waterslot. Wanneer het koffiezetapparaat achter de balie, dat vast (zonder waterslot) op de waterleiding is aangesloten, meerdere dagen niet zal worden gebruikt wordt de kraan gesloten.
WC’s worden gecontroleerd als onderdeel van de vaste afsluitprocedure voor verlaten van het gebouw.
Museale objecten bevinden zich niet in de keuken of bij de WC’s en zijn zo mogelijk, en zeker indien kwetsbaar, op voldoende hoogte gebracht.
 
Correctief:
Wegnemen van de oorzaak cq uitvoeren van reparaties. De hoofdkraan en de meter bevinden zich onder de vloer van het trappenhuis, bereikbaar via een luik.
Objecten die via de vloer nat zijn geworden, worden uit de tentoonstelling verwijderd en onderzocht op benodigde reparatie of restauratie door de collectiebeheergroep.
 
Stroomvoorziening
 
Preventief:
De enige mogelijke schade door langdurig uitvallen van de stroomvoorziening bestaat uit informatieverlies en verlies van de juiste instellingen. Dit wordt tegengegaan door een nobreak voorziening op de NAS  en online externe backup.
 
Correctief:
Wanneer er tijdens beoogde openingstijden geen stroomvoorziening is, wordt of blijft het museum gesloten.
Wanneer de oorzaak in het museum ligt, bijvoorbeeld door het automatisch wegvallen van een groep, wordt indien nodig de crisismanager gewaarschuwd en zal in de meterkast de betreffende groep weer ingeschakeld worden na inspectie / wegnemen van de oorzaak.
 
Gas
 
Preventief:
Het museum gebruikt alleen op de bovenverdieping gas middels de CV-ketel in de technische ruimte, die de bovenverdieping verwarmd. De (slimme) gasmeter en hoofdkraan bevinden zich in de meterkast in de hal. Van daar uit gaat een goed controleerbare leiding direct naar boven, naar de ketel in de technische ruimte. De CV-ketel wordt jaarlijks geïnspecteerd en onderhouden.
 
Correctief:
In geval van een gaslucht wordt de hoofdkraan afgesloten, alle elektra beneden afgeschakeld op het bedieningspaneel achter de balie en het museum ontruimd. Dan wordt 112 gebeld.
 
Ongeval
 
Preventief:
Werkzaamheden in het museum worden uitgevoerd wanneer er tenminste twee mensen aanwezig en op de hoogte zijn van aard en risico. Normale veiligheidsmaatregelen worden in acht genomen.
Voor bezoekers is de tentoonstelling zodanig ingericht dat objecten geen ongelukken veroorzaken en de paden ruim genoeg zijn. Alles is op de begane grond.
Problemen met de hoge stoep aan de voorkant kunnen worden vermeden door toegang te verlenen via de schuifdeur aan de zijkant (in ieder geval bij rollators en rolstoelen).
Het invalidentoilet is voorzien van een mogelijkheid om de dienstdoende vrijwilligers te alarmeren, deze wordt regelmatig gecontroleerd.
 
Correctief:
Voor kleine verwondingen is een verbanddoos beschikbaar bij de balie. Indien een vrijwilliger ernstig onwel of meer dan licht gewond is, alarmeert een andere vrijwilliger de crisismanager en zonodig 112.
Indien het alarm vanuit het invalidentoilet wordt gebruikt, kan daar toegang worden verkregen door met een schroevendraaier (ligt achter de balie) linksom het slot terug te draaien.
Wanneer een bezoeker iets ernstigs overkomt, wordt in overleg gehandeld met de begeleider van die bezoeker en zo nodig 112 gebeld (in ieder geval indien de bezoeker alleen is of niet aanspreekbaar). In andere gevallen wordt verwezen naar de huisartsenpost, tel. 0900-3336333.
 
Diefstal
 
Preventief:
Beveiliging buiten openingstijden of ander eigen gebruik vindt plaats door een inbraakalarmsysteem met bewegingssensoren in diverse ruimten en op de achterdeuren.
Het alarm wordt als eerste uit- of ingeschakeld bij betreden cq verlaten van het gebouw via de hoofdingang, met een code. De procedure wordt aangeleerd aan die nieuwe vrijwilligers die een sleutel van de voordeur krijgen (en daar voor tekenen). Een alarm wordt automatisch doorgegeven aan een permanent bemande alarmcentrale, waar de opvolging (ook bij vals alarm) moet worden gemeld. Van belang is dat het systeem jaarlijks wordt gecontroleerd en de bewegingssensoren regelmatig worden ontdaan van eventueel stof en spinnetjes.
Beveiliging vindt plaats met een camerasysteem, bestaande uit zes camera’s. Bezoekers worden met aanduidingen hier op attent gemaakt in de hal, bij de balie en bij de achteringang. Er worden voortdurend opnamen gemaakt, ook buiten openingstijden. Er wordt opgeslagen op de server en regelmatig automatisch extern gebackupd. De dienstdoende vrijwilligers worden geacht rond te lopen en te observeren, degene achter de balie houdt ook de camerabeelden in de gaten op een monitor. Maandelijks wordt op een checklist collectiebehoud aangegeven of de camera’s de juiste richting hebben.
 
Correctief:
Bij alarm worden enkele vrijwilligers achtereenvolgens gebeld, zij nemen actie. In geval van inbraak wordt de politie gebeld en aangifte gedaan. Vermissingen en schades worden vastgesteld door de tentoonstellingswerkgroep en de collectiebeheergroep.
Bij diefstal op heterdaad wordt men hierop aangesproken door een vrijwilliger, de dader zo mogelijk staande gehouden en 112 gebeld. De identiteit wordt vastgesteld om eventuele schade te kunnen verhalen.
 
Beroving
 
Preventief:
De aanduiding van het camerasysteem schrikt hopelijk overvallers af. Die zijn doorgaans uitsluitend op geld uit, dat slechts in geringe hoeveelheid aanwezig is in de kassa aan de balie. De kassa wordt wekelijks gecontroleerd en ‘afgeroomd’. Er wordt aangemoedigd zoveel mogelijk met PIN te betalen.
 
Correctief:
Dienstdoende vrijwilligers volgen de aanwijzingen van overvallers zo goed mogelijk op. Na hun vertrek wordt 112 gebeld. Schade wordt opgenomen door de crisismanager en camerabeelden worden veilig gesteld en overhandigd aan de politie.
 
 
Beschadiging
 
Preventief:
Bij de inrichting van de tentoonstelling wordt rekening gehouden met het voorkomen van schade.
Bezoekers met een hond, rugtas of wijde jas wordt gevraagd hiervan tijdelijk afstand te doen. Bij regenachtig weer wordt bezoekers gevraagd hun jas in de garderobe te hangen, om ‘meeslepen’ van vocht naar de collectie te voorkomen. Paraplu’s blijven achter in de hal.
Aan de balie wordt via de camerabeelden gelet op gevaarlijke situaties, een vrijwilliger gaat bij vermoeden van schade direct poolshoogte nemen.
De kans op schade door ongedierte, vocht of schimmel is uiterst klein door de infrastructurele maatregelen (klimaatbeheersing, gebouw, vliegenstroken) en het uitvoeren van maandelijkse controles door dienstdoende vrijwilligers (checklist collectiebehoud) en opvolgende maatregelen (o.a. plaatsen insectenvallen).
 
Correctief:
De identiteit van de dader wordt vastgesteld en de beschadiging zo mogelijk gefotografeerd en in ieder geval beschreven, met het collectiebeheersysteem wordt objectnummer en waarde van het object vastgesteld en zonodig aan de dader bekend gemaakt.
Het (door welke oorzaak dan ook) beschadigde object wordt uit de tentoonstelling genomen en aangeboden aan de collectiebeheergroep. Daar wordt bekeken of en hoe de schade kan worden hersteld en wordt het schadebedrag vastgesteld, door het bestuur op de eventuele dader te verhalen.
 
Computercrash / informatieverlies
 
Preventief:
De in de tentoonstelling gebruikte computers / tablets bevatten alleen kopieën van presentaties. De originele informatie is, evenals alle informatie van de drie werkstations, opgeslagen op een server met een eigen informatiebeveiligingsysteem (toegang, backup). De apparatuur is niet toegankelijk voor bezoekers, behalve de bediening van de twee informatieschermen bij havezaten en visserij.
Bezoekers kunnen via wifi (speciaal account) toegang krijgen tot internet. Dit kan geen schade veroorzaken.
 
Correctief:
Bij een computercrash en na een stroomstoring die instellingen verstoorde zal de systeembeheerder e.e.a. herstellen na melding aan hem via de crisismanager, met indicatie van de verstoring. Tijdelijk is dan het betreffende werkstation of informatiescherm buiten gebruik, een klein ongemak voor bezoekers of vrijwilligers.
 
Legionella
 
Preventief:
Leidingen in de keuken goed doorspoelen indien twee weken of meer niet gebruikt. Instructiekaart voor vrijwilligers hiero0mtrent aanwezig in de keuken.
Correctief:
Door extern bedrijf af te handelen overeenkomstig aanwijzingen van de overheid.
 
Verantwoordelijkheden
 
Het bestuur is verantwoordelijk voor voldoende preventie en een juiste en actuele inschatting van de risico’s, maar is mede afhankelijk van wat de andere vrijwilligers, vooral dienstdoende gastheren/-vrouwen, zien en meemaken.
Elke vrijwilliger die, alleen of met anderen, een dag(deel) in het gebouw bezig is, heeft de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in die tijd in het gebouw. Belangrijk is het juist uitvoeren van de openings- en vooral de sluitingsprocedure, vastgelegd in het Handboek.
Hij/zij is de eerste uitvoerende bij calamiteiten. Na alarmering kan de afhandeling verder plaatsvinden door de crisismanager, Teo Mintjes, tel. 06-21886415 en door Netta Winter, tel. 241663.
 
Ontruiming
 
Hier voor is bij enkele soorten calamiteiten aangegeven dat in het gebouw aanwezige bezoekers en vrijwilligers zo snel mogelijk het gebouw moeten verlaten.
Dat kan langs drie vluchtwegen op de begane grond. De verdieping is niet bedoeld voor bezoekers, en kan alleen via het trappenhuis worden verlaten. Belangrijk is dat steeds wordt gecontroleerd of de vluchtwegen vrij zijn. De sloten van de drie uitgangen zijn alle vanaf de binnenkant in één handbeweging te ontgrendelen, tijdens openingstijden moeten voordeur en schuifdeur ontgrendeld zijn.
Ontruiming buiten reguliere openingstijden, met name bij arrangementen (wanneer een besloten groep van max. 30 mensen aanwezig is), geschiedt bij voorkeur vanuit of via de koffiehoek. Gecontroleerd moet worden of niemand achterblijft, bijvoorbeeld in de toiletten of in de kabinetten. Ook de bovenverdieping moet worden gecontroleerd.
Zie verder plattegronden met vluchtwegen, brandmelders, camera’s, bewegings- en deursensoren in het Handboek.
In het ontruimingsplan wordt stapsgewijze aangegeven hoe tijdens openingstijden beide dienstdoende vrijwilligers moeten handelen.
 
Voor ontruiming van (een deel van) de collectie wordt verwezen naar het veiligheidszorgbeleid en de hiervoor geschreven instructie (ontruimingsinstructie collectie).
 
vs 17-11-2023
 
 
Ontruimingsplan Stadsmuseum Vollenhove  (2022)
 
Doel: alle in het museum aanwezige personen snel en veilig naar buiten loodsen.
 
Methode: één vrijwilliger doet A (‘boven’, Beeld&Geluid, entree, WC’s en hal); een ander doet B: de kabinetten, zalen, koffiehoek en keuken.
 
Uitgangspunt: alle deuren zijn van het slot, ook keukendeur en schuifdeur achter. Je weet of er iemand boven aan het werk is of niet. Je weet ook hoeveel bezoekers er zijn, en het liefst waar ze zich bevinden (gebruik de beveiliginscamera’s).
 
A:
-  waarschuw eventuele mensen boven, als er niemand is doe de lichten uit ten teken dat er niemand meer is
-  ga naar Beeld&Geluid, zet computer en beeldscherm uit en stuur de mensen naar buiten via de hoofdingang, doe het licht uit ten teken dat er niemand meer is, sluit de deur
- stuur eventuele mensen in entree naar buiten, doe het licht uit
- controleer de WC’s, wacht eventueel tot ze vrij zijn
- stuur mensen in de hal naar buiten, doe het licht uit, sluit de deur en blijf buiten bij de deur wachten.
 
B:
- loop een rondje door Visserij en stuur de mensen naar buiten via de linkerzaal, koffiehoek, achteringang,
- stuur de mensen uit Stad&Streek naar buiten via diezelfde weg,
- idem Bevolking,
- idem Geestelijkheid,
- idem Adel en havezaten,
- vervolgens koffiehoek,
- controleer de keuken op aanwezigheid van mensen, sluit eventueel de achterdeur
- verlaat via de koffiehoek en schuifdeur het museum, sluit de schuifdeur en wacht daar in de buurt op nadere instructies.
 
Vs 20-4-2022
 
 
Alleenwerken
 
Alleenwerken is onvermijdelijk bij bepaalde functies in bijvoorbeeld de zorg, de bewaking of het winkelbedrijf. Wie alleenwerkt, kan niet terugvallen op collega’s bij gevaar of een ongeval. De Arbowet geeft geen speciale eisen voor alleenwerken. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkplek voor medewerkers op eenpersoonsposten.

Risico-Inventarisatie en -Evaluatie
Voor het alleenwerken bestaat alleen voor caissonwerkers en duikers specifieke regelgeving. Voor jongeren onder de achttien jaar geldt dat zij helemaal niet zonder toezicht alleen mogen werken.
Wel moeten situaties waarin door werknemers alleen wordt gewerkt, benoemd worden in een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E). De werkgever moet in kaart brengen wie alleen werken, waar en wanneer. Ook moet de werkgever vaststellen wat er nodig is aan maatregelen en voorzieningen om de risico’s van alleenwerken te beperken. Het is van belang niet alleen naar voor de hand liggende functies te kijken, maar ook naar werknemers die in besloten ruimten werken, in kooiladders of te maken kunnen krijgen met agressieve personen. Of naar situaties waarin wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of perslucht.

Wie mogen alleenwerken?
Er zijn organisaties die alleenwerken slechts toestaan als de leidinggevende daarvoor toestemming heeft gegeven. Het mag beslist niet bij bepaalde ziekten of gebruik van medicijnen. De bedrijfsarts bepaalt dit. De chef beoordeelt of de vereiste preventieve maatregelen zijn getroffen. Het is raadzaam een handleiding te maken, waarin staat wat te doen in verschillende noodsituaties. Dat geeft houvast en voorkomt paniek in crisissituaties. Zorg bovendien voor een goede registratie van wie aanwezig is.
 
Aandachtspunten
Werkgevers kunnen verschillende maatregelen treffen om het voor alleenwerkenden veiliger te maken:
  • Zorg dat de medewerker zich snel en makkelijk kan beschermen tegen ongewenst of agressief bezoek of indringers, bijvoorbeeld door de toegang te blokkeren.
  • Zorg dat een werknemer in geval van nood duidelijk hoorbaar alarm kan slaan.
  • Verstrek goed werkende communicatieapparatuur, zoals een (mobiele) telefoon of portofoon, met daarbij goede instructies.
 
Vrije vluchtwegen
Minstens zo belangrijk is de mogelijkheid om in geval van nood te kunnen vluchten zonder obstakels tegen te komen. Zorg ervoor dat sleutels van deuren en andere hulpmiddelen zichtbaar binnen handbereik zijn. Voor het beoordelen van de RI&E en de getroffen maatregelen is het verstandig incidenten tijdens avond- en nachtdiensten te registreren en terug te koppelen aan de leiding.
 
Bestaat er regelgeving voor alleen werken?
Voor het alleen werken bestaat alleen voor caissonwerkers en duikers specifieke regelgeving.
Voor jongeren onder de achttien jaar geldt dat zij helemaal niet zonder toezicht mogen werken.
Wel moeten situaties waarin door werknemers alleen wordt gewerkt, benoemd worden in een risico- inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De werkgever moet in kaart brengen wie alleen werken, waar en wanneer. En hij moet vaststellen wat nodig is aan maatregelen en voorzieningen om die risico’s te beperken. Het is van belang niet alleen naar voor de hand liggende functies te kijken, maar ook naar werknemers die in besloten ruimten of kooiladders werken of te maken kunnen krijgen met agressieve personen. Of naar situaties waarin wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen of perslucht.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Dedico ICT

Copyright © 2015. All Rights Reserved.